Voorwoord

Dit boek behandelt een intrigerend en actueel onderwerp: de verborgen of openlijke conflicten tussen bloedverwanten en het pijnlijke proces dat kan leiden tot verbreken van het contact tussen ouders en kinderen. Het boek is gelardeerd met interviewfragmenten die illustreren hoe er barsten kunnen ontstaan in het gezin ‘als hoeksteen van de samenleving’. Het laat zien, en maakt invoelbaar, hoe de betreffende familieleden worstelen met het verlies door het verbroken contact en met maatschappelijke normen over ‘goed ouderschap’ en ‘een goed kind zijn’.

Het is slechts bij benadering bekend hoe vaak het contact tussen ouders en kinderen wordt verbroken. De schattingen dat het een paar procent van de Nederlandse bevolking betreft, op een inwonertal van ruim 17 miljoen, leidt tot de veronderstelling dat het om tienduizenden personen gaat. Ook de toename van het aantal echtscheidingen – die in relatieve harmonie kunnen verlopen of kunnen ontaarden in ‘vechtscheidingen’ – suggereert dat traditionele gezinsverhoudingen onder druk staan. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar conflicten tussen ouders en kinderen. Dit boek licht een tip van de sluier op.

Het onderwerp van dit boek is ook uiterst relevant in het licht van de participatiesamenleving. In 2013 lichtte Koning Willem Alexander in de troonrede toe dat de regering werkt aan het hervormen van de publieke voorzieningen: ‘De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.’ In de participatiesamenleving worden burgers aangespoord om voor elkaar te zorgen: in gezins- en familieverband, in buurtverband en op het niveau van de samenleving. Professionele zorg en ondersteuning worden nog slechts additioneel ingezet, in die situaties waarbij burgers niet op hun familie of andere sociale verbanden kunnen terugvallen. Dit boek roept de vraag op of er daarbij niet al te vanzelfsprekend vanuit wordt gegaan dat ouders en kinderen een goede verstandhouding hebben en de zorg voor elkaar kunnen dragen. En het roept bijvoorbeeld ook de vraag op of het een taak is van sociaal werkers om te bemiddelen bij conflicten tussen ouders en (volwassen) kinderen. Moet dat dan idealiter leiden tot het herstellen van verbroken contacten? Of zou dat juist niet het doel Lia van Doornmoeten zijn? Kortom: een intrigerend onderwerp met veel haken en ogen, waar we nog weinig over weten.

 

Lia van Doorn, Lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, Hogeschool Utrecht